-
1 de productie opvoeren
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de productie opvoeren
-
2 de productie opvoeren
de productie opvoeren -
3 opvoeren
1 [kracht/omvang doen toenemen] increase ⇒ step/speed up 〈 de gang van iets〉, accelerate 〈 de gang van iets〉♦voorbeelden:de productie opvoeren • step up production2 de lonen opvoeren • increase/lift wages3 de momenteel opgevoerde toneelstukken • the plays on/running at the moment4 een vakantie opvoeren als zakenreis • claim/enter a holiday as a business trip -
4 opvoeren
1 [kracht, omvang doen toenemen; ook m.b.t. de prijs] augmenter2 [ten tonele brengen] exécuter♦voorbeelden:de productie opvoeren • intensifier la productiontot een maximum opvoeren • porter au maximum -
5 productie
-
6 intensifier
intensifier [ẽtãsiefjee]1 intensiveren ⇒ versterken, heviger, krachtiger maken ⇒ 〈 productie〉 opvoeren ⇒ 〈 betrekkingen〉 uitbreiden1 sterker, krachtiger, heviger, intensiever wordenv1) intensiveren, versterken2) opvoeren [productie]3) uitbreiden [betrekkingen] -
7 speed
n. snelheid; drugsoort om energie te krijgen; versnelling (bij auto)--------v. (te) snel rijden, de maximumsnelheid overschrijden; snellen; sneller gaan rijden; verhaasten, opjagenspeed1[ spie:d]1 (rij)snelheid ⇒ vaart, gang♦voorbeelden:(at) full speed • et volle kracht, in volle vaartat a speed of • met een snelheid van————————speed2♦voorbeelden:1 speed up • sneller gaan rijden, gas geven3 speed up! • haast je wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verhaasten ⇒ haast doen maken, opjagen♦voorbeelden: -
8 step up
-
9 speed up (production)
speed up (production) -
10 step up production
-
11 boost
n. impuls; verhoging; steun--------v. impulseren; verhogen, verheffen; steunenboost1[ boe:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 duw (omhoog) ⇒ zetje, (onder)steun(ing)3 stimulans ⇒ aanmoediging, versterking4 reclame/propaganda(campagne)♦voorbeelden:————————boost2〈 werkwoord〉1 (op/omhoog)duwen ⇒ een duwtje/zetje geven, ondersteunen4 stimuleren ⇒ aanmoedigen, bevorderen♦voorbeelden:4 boost one's spirits • iemand opkikkeren/opvrolijkenboost trade • de handel aanzwengelen -
12 produce
n. produkt; oogst--------v. produceren; opleveren; voortbrengen; voorstellen; aanvoeren; opvoeren; verlengen; te voorschijn halenproduce1[ prodjoe:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————produce2[ prədjoe:s]1 produceren ⇒ op/voortbrengenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 produce evidence/reasons • bewijzen/redenen aanvoeren
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский